38. souligne que le développement durable va de pair avec des institutions durables; d'où la nécessité de mesures contraignantes, consistant, par exemple, à subordonner l'allégement de la dette au respect des droits de l'homme et à la bonne gouvernance; considère que l'on pourrait ainsi engager un processus dynamique de "donnant, donnant" et mettre en œuvre une politique de coopération au développement fondée sur les principes d'égalité, de partenariat et de responsabilisation;
38. benadrukt dat duurzame ontwikkeling samengaat met duurzame instellingen, vandaar de behoefte aan beperkende maatregelen, zoals het verbinden van schuldverlichting aan het respecteren van mensenrechten en behoorlijk bestuur; is van mening dat dit tot een donor-donor-dynamiek zou kunnen leiden en tot een vorm van ontwikkelingssamenwerking die gebaseerd is op de principes van gelijkheid, samenwerking en eigendom;