Etant donné que l'article 235bis mentionne comme seules sanctions possibles l'irrecevabilité ou l'extinction de l'action publique (article 235bis, § 5) et la nullité « de l'acte qui en est entaché et de tout ou partie de la procédure ultérieure » (article 235bis, § 6), le juge a quo pouvait raisonnablement considérer que la juridiction d'instruction qui constate le dépassement du délai raisonnable pouvait prononcer l'irrecevabilité ou l'extinction de l'action publique.
Aangezien artikel 235bis als enige mogelijke sancties de onontvankelijkheid of het verval van de strafvordering (artikel 235bis, § 5) en de nietigheid « van de handeling die erdoor is aangetast en van een deel of het geheel van de erop volgende rechtspleging » (artikel 235bis, § 6) vermeldt, vermocht de verwijzende rechter redelijkerwijze ervan uit te gaan dat het onderzoeksgerecht dat de overschrijding van de redelijke termijn vaststelt, de onontvankelijkheid of het verval van de strafvordering kon uitspreken.