Dès lors que, contrairement à ce qui est le cas lors d'un mariage, l'officier de l'état civil qui a enregistré la déclaration de cohabitation légale en cause en l'espèce ne pouvait vérifier si les parties faisaient cette déclaration dans le seul but d'obtenir un titre de séjour et étant donné qu'il peut être mis fin unilatéralement à la cohabitation légale, le législateur a pu exiger que les parties qui font une déclaration de cohabitation légale prouvent qu'elles entretiennent une relation de partenariat durable et stable, dûment établie.
Aangezien in tegenstelling tot wat het geval is in het geval van een huwelijk, de ambtenaar van de burgerlijke stand die de in het geding zijnde verklaring tot wettelijke samenwoning te dezen heeft geregistreerd, niet kon nagaan of de partijen die verklaring aflegden met het loutere doel een verblijfsrechtelijke titel te bekomen, en de wettelijke samenwoning eenzijdig kan worden beëindigd, vermocht de wetgever te eisen dat de partijen die een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen, bewijzen dat ze « een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie onderhouden ».