« L'article 79bis, § 1, 2°, de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins viole-t-il les articles 12 et 14 de la Constitution, combinés avec le principe d'égalité, tel qu'il est inscrit aux articles 10 et 11 de la Constitution, et avec l'article 7 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que les termes ' preste des services qui n'ont qu'un but commercial limité ou une utilisation limitée autre que de contourner la protection de tou
te mesure technique efficace ' n'ont pas un contenu norm
atif suffisant pour pouvoir définir l ...[+++]'infraction et en ce qu'il pourrait par conséquent, sur le plan pénal et procédural, être établi une différence de traitement entre deux justiciables ayant commis les mêmes actes matériels dans le même état d'esprit, de conscience ou de volonté, ce qui pourrait être constitutif d'une rupture d'égalité en raison du fait que les termes utilisés par l'article 79bis, § 1, 2°, de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins, sanctionné par l'article 81 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins, ne permettraient pas aux justiciables de savoir, au moment où ils adoptent un comportement, si celui-ci est ou non punissable ?« Schendt art. 79bis, § 1, 2°, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het gelijkheidsbeginsel zoals verankerd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat de omschrijving ' die diensten verricht die slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening ' geen voldoende normatieve inhoud heeft om
het misdrijf te kunnen definiëren en bijgevolg, op strafrechtelijk en procedureel vlak, een
...[+++] verschil in behandeling zou kunnen worden ingevoerd tussen twee rechtzoekenden die met dezelfde ingesteldheid, hetzelfde besef of dezelfde intentie dezelfde materiële handelingen hebben gesteld, wat tot een verbreking van de gelijkheid zou kunnen leiden, doordat de bewoordingen van artikel 79bis, § 1, 2°, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, strafbaar gesteld bij artikel 81 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten het de rechtzoekenden niet mogelijk zouden maken om, op het ogenblik dat zij een gedrag aannemen, te weten of dat gedrag al dan niet strafbaar is ?