50 2167/1 - 2002/2003); que, conformément à l'article 12, § 2, de la loi du 6 avril 1995 organisant la commission parlementaire de concertation prévue à l'article 82 de la Constitution et modifiant les lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, et en application de l'article 80 de la Constitution, la commission parlementaire de concertation a fixé le 19 décembre 2002 les délais dans lesquels le Sénat doit se prononcer sur le projet de loi précité, à 5 jours pour le délai d'évocation et à 30 jours pour le délai d'examen; que la loi précitée du 25 février 2003 complète l'article 3 de la loi du 16 novembre 1972 concernant l'inspection du travail, de manière que les inspecteurs soc
iaux puissent aussi ...[+++] prescrire ou prendre des mesures vis-à-vis d'autres personnes que les employeurs, lesquelles personnes ayant des obligations en application de la réglementation applicable sous la surveillance de ces inspecteurs; que l'article 3 précité, modifié par la loi précitée du 25 février 2003, charge le Roi de fixer les modalités du recours que les personnes précitées peuvent exercer contre lesdites mesures; que les inspecteurs sociaux ne peuvent prendre ni prescrire les mesures précitées
aussi longtemps que les modalités de l'exercice du recours n'ont pas été fixées; que dès lors ces modalités doivent être fixées sans délai afin de ne pas nuire au caractère urgent des mesures prévues par la loi du 25 février 2003 portant des mesures pour renforcer la prévention en matière de bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail;
50 2167/1 - 2002/2003); dat, overeenkomstig artikel 12, § 2, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, en met toepassing van artikel 80 van de Grondwet, de parlementaire overlegcommissie op 19 december 2002 de termijnen waarbinnen de Senaat zich moet uitspreken over voormeld wetsontwerp vastgesteld heeft op 5 dagen voor de evocatietermijn en op 30 dagen voor de onderzoekstermijn; dat voornoemde wet van 25 februari 2003 het artikel 3 van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie aanvult, derwijze dat de sociale inspecteurs ook maatregelen k
unnen voorschrijven ...[+++]of treffen ten aanzien van personen, andere dan werkgevers, die verplichtingen hebben in toepassing van de onder het toezicht van deze inspecteurs vigerende wetgeving; dat het voornoemd artikel 3, gewijzigd door voornoemde wet van 25 februari 2003, de Koning opdraagt om de nadere regelen te bepalen voor het beroep dat voornoemde personen tegen de maatregelen kunnen instellen; dat de sociale inspecteurs de voornoemde maatregelen niet kunnen treffen noch voorschrijven zolang deze nadere regelen voor het instellen van het beroep niet zijn vastgesteld; dat bijgevolg deze nadere regelen onverwijld dienen te worden vastgesteld teneinde het spoedeisend karakter van de maatregelen voorzien door de wet van 25 februari 2003 houdende maatregelen ter versterking van de preventie inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, niet in het gedrang te brengen;