43. souligne que les personnes handicapées, particulièrement les femmes, sont plus susceptibles de tomber dans la pauvreté (selon l'OCDE, près d'une personne handicapée sur quatre vit dans la pauvreté); prie instamment les États membres d'adopter des mesures appropriées afin d'empêcher les filles et les femmes handicapées de sombrer dans la pauvreté et de veiller à ce qu'elles perçoivent
les allocations et prestations pour handicap et qu'elles aient accès aux services sociaux et de santé, en concevant des programmes nationaux adéquats et en veillant à leur bonne mise en œuvre à travers une évaluation et un suivi continus; souligne que
...[+++]le risque de pauvreté et de chômage est particulièrement important dans le cas des mères célibataires ayant des enfants handicapés; rappelle que la promotion de l'égalité de genre et de l'égalité des chances ainsi que la lutte contre les discriminations qui frappent les enfants handicapés et leur famille sont autant d'instruments pour combattre la stigmatisation, la pauvreté et l'exclusion sociale et que le rapport entre handicap, genre et pauvreté devrait être pris en considération dans toute politique de lutte contre la pauvreté et l'exclusion sociale; 43. wijst erop d
at personen met een handicap, met name vrouwen, meer risico lopen in armoede te vervallen (volgens de OESO leeft bijna een kwart van de personen met een handicap in armoede); dringt er bij de lidstaten op aan om gepaste maatregel
en te treffen om te voorkomen dat vrouwen en meisjes met een handicap in armoede afglijden en om te waarborgen dat zij uitkeringen en toelages voor mensen met een handicap ontvangen en toegang hebben tot sociale en gezondheidsdiensten, via aangepaste nationale programma's en de effectieve tenu
...[+++]itvoerlegging ervan via voortdurende monitoring en evaluatie; merkt op dat in het bijzonder alleenstaande moeders met gehandicapte kinderen ernstig bedreigd worden door armoede en werkeloosheid; wijst er eens te meer op dat de bevordering van gendergelijkheid en gelijke kansen, alsook de bestrijding van discriminatie van kinderen met een handicap en hun families, een instrument zijn om stigmatisatie, armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan, en dat in elk beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting rekening moet worden gehouden met het verband tussen handicap, gender en armoede;