Dans un arrêt prononcé le 5 février 2015, la Cour de justice de l'Union européenne a considéré que "le fait d'exiger, comme le prévoient les lois sur l'emploi des langues en matière administrative, d'un candidat à un concours de recrutemen
t qu'il rapporte la preuve de ses connaissances linguistiques en présentant un unique type de certificat, qui n'est délivré que par un seul organisme belge (ndlr: le SELOR) chargé d'organiser des examens de langue sur le territoire belge, apparaît ,au regard des impératifs de la libre circulation des travailleurs, disproportionné par rapport à l'objectif poursuivi et que la Belgique a manqué aux
obligation ...[+++]s qui lui incombent en vertu de l'article 45 TFUE et du Règlement n°492/2011 relatif à la libre circulation des travailleurs à l'intérieur de l'Union".In een arrest van 5 februari 2015 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat, gelet op de eisen van het vrije verkeer van werknemers, van een kandidaat voor een vergelijkend onderzoek voor de aanwerving van personeel ov
ereenkomstig de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken eisen dat hij zijn taalkennis bewijst door middel van één enkel soort certificaat dat door slechts één enkele Belgische instantie wordt afgegeven (in casu Selor) die daartoe belast is met de organisatie van taalexamens op het Belgische grondgebied, onevenredig is aan de nagestreefde doelstelling en dat België de verplicht
...[+++]ingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 45 VWEU en verordening nr. 492/2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie.