Lorsque les données sont collectées auprès de la personne concernée autrement que par écrit, le responsable du traitement demande à celle-ci si elle souhaite excercer son droit d'opposition institué à l'article 12, § 1er, alinéa 3, de la loi «soit sur un document qu'il lui communique à cette fin au plus tard deux mois après la collecte de données à caractère personnelle, soit par tout autre moyen technique qui permet de conserver la preuve que la personne concernée a eu la possibilité d'exercer son droit».
Ingeval de persoonsgegevens bij de betrokken persoon op een andere dan schriftelijke wijze worden verzameld, vraagt de verantwoordelijke aan die persoon of hij het recht op verzet wenst uit te oefenen bedoeld in artikel 12, § 1, derde lid, van de wet. De betrokkene kan zulks doen «op een document dat de verantwoordelijke voor de verwerking hem bezorgt ten laatste twee maanden nadat de persoonsgegevens zijn verzameld, of aan de hand van enig technisch middel op grond waarvan kan worden aangetoond dat hem de mogelijkheid is geboden voornoemd recht uit te oefenen».