Les parties requérantes font valoir que les dispositions attaquées ne sont pas compatibles avec les articles 10, 11, 12, 13, 14, 23 et 150 de la Constitution, combinés avec les articles 6, 7 et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme, avec les articles 14, 15 et 25 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, avec le principe de bonne législation, avec le principe du raisonnable, avec le principe de légalité en matière pénale, avec le droit à un procès équitable et avec l'interdiction de l'abus de droit.
De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden bepalingen niet bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11, 12, 13, 14, 23 en 150 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6, 7 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met de artikelen 14, 15 en 25 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met het beginsel van behoorlijke wetgeving, met het redelijkheidsbeginsel, met het wettigheidsbeginsel in strafzaken, met het recht op een eerlijk proces en met het verbod op rechtsmisbruik.