Lorsqu’un procureur européen délégué qui a reçu les informations conformément à l’article 24, paragraphe 2, envisage de ne pas exercer son droit d’évocation, il en informe la chambre permanente compétente par l’intermédiaire du procureur européen de son État membre, afin de permettre à la chambre permanente de prendre une décision conformément à l’article 10, paragraphe 4.
Wanneer een gedelegeerd Europese aanklager de informatie overeenkomstig artikel 24, lid 2, heeft ontvangen en overweegt zijn evocatierecht niet uit te oefenen, stelt hij de bevoegde permanente kamer daarvan in kennis via de Europese aanklager van zijn lidstaat, opdat de permanente kamer overeenkomstig artikel 10, lid 4, een besluit neemt.