3. Les articles 21, 22, 23 et 24 du titre préliminaire du Code de procédure pénale, interprétés en ce sens que la prescription de l'action publique est suspendue pendant la procédure de cassation à partir du jour du jugement attaqué jusqu'au jour de l'arrêt de la Cour de cassation déclarant le pourvoi recevable, et pour autant que le pourvoi en cassation ne soit pas manifestement irrecevable, ne violent pas les articles 12, alinéa 2, et 14 de la Constitution.
3. De artikelen 21, 22, 23 en 24 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, aldus geïnterpreteerd dat de verjaring van de strafvordering is geschorst tijdens de cassatieprocedure vanaf de dag van de bestreden uitspraak tot op de dag van het arrest van het Hof van Cassatie waarin de voorziening ontvankelijk wordt verklaard en voor zover het cassatieberoep niet manifest onontvankelijk zou zijn, schenden niet de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet.