L'hypothèse visée au premier alinéa de l'article 10 concerne manifestement une procédure in absentia , dans le cadre de laquelle c'est la chambre du conseil (et non le juge d'instruction) qui confère au mandat d'arrêt une forme d'exequatur, et, selon l'intervenant, l'article 5, 4º, de la C.E.D.H. reste applicable en l'espèce.
De hypothese bedoeld in het eerste lid van artikel 10 beoogt blijkbaar een procedure in absentia, waarbij het de raadkamer (en niet de onderzoeksrechter) is die aan het aanhoudingsbevel een vorm van exequatur verleent. Daarop blijft volgens het lid artikel 5, 4º, van het E.V. R.M. van toepassing.