3. Unité de production : l'ensemble des moyens en connexité fonctionnelle, exploités par le producteur pour la production de viande, comprenant à son usage exclusif, les bovins et/ou ovins, les étables pour les bovins et/ou ovins, les terres servant à la production fourragère et les stocks d'aliments, et/ou, pour la production de lait, comprenant à son usage exclusif, l'étable pour les vaches laitières, les terres servant à la production laitière, l'installation laitière, les vaches laitières, les stocks d'aliments, et le refroidisseur de lait ou les cruches à lait.
3. Productie-eenheid : het geheel van functioneel samenhangende middelen, door de producent uitgebaat voor de productie van vlees, omvattend voor zijn exclusief gebruik, de runderen en/of schapen, de veestallen voor de runderen en/of schapen, de gronden voor de productie van voedergewassen en de voedervoorraden, en/of, voor de productie van melk, omvattend voor zijn exclusief gebruik, de melkveestal, de voor de melkproductie gebruikte gronden, de melkinstallatie, de melkkoeien, de voedervoorraden en de melkkoeltank of de melkkruiken.