1. Sans préjudice de l'article 10, paragraphe 4, le nouvel État membre d'établissement accepte comme preuve suffisante de l'honorabilité pour l'accès à la profession de transporteur par route, la production d'un extrait du casier judiciaire ou, à défaut, d'un document équivalent, délivré par une autorité judiciaire ou administrative compétente du ou des États membres de provenance du transporteur, dont il résulte que cette exigence est remplie.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 10, lid 4, aanvaardt de nieuwe lidstaat van vestiging voor toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer als voldoende bewijs van betrouwbaarheid de overlegging van een uittreksel uit het strafregister of, bij het ontbreken daarvan, een door de bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van het land of de landen van herkomst van de wegvervoerder afgegeven gelijkwaardig document waaruit blijkt dat aan deze eis is voldaan.