3. estime que l'Union doit maintenir un degré élevé d'engagement envers l'Asie centrale en ajustant
ses stratégies aux progrès réalisés par les Éta
ts de la région; insiste sur le fait que l'Union doit personnaliser et conditionner le niveau et la nature de son engagement en fonction des progrès mesurables
réalisés dans les domaines de la démocratisation, des droits de l'homme, de la bonne gouvernance, du développement socio-économique durable, de l'état de droit et de la lutte contre la corru
...[+++]ption, en offrant son assistance là où elle est nécessaire afin d'encourager ces progrès, par analogie avec les principes de la politique de voisinage de l'Union (principe des gains proportionnels aux mises «more for more »); 3. is van oordeel dat de EU een hoog niveau van betrokkenheid bij Centraal-Azië moet handhav
en en haar strategieën moet afstemmen op de vorderingen van de staten in de regio; wijst erop dat het niveau en de aard van de betrokkenheid van de EU gedifferentieerd en voorwaardelijk moeten zijn, en moeten afhangen van meetbare vorderingen op het gebied van democratisering, mensenrechten, behoorlijk bestuur, duurzame sociaal-economische ontwikkeling, rechtsstaat en bestrijding van corruptie, en dat waar nodig bijstand moet worden geboden om deze vooruitgang te stimuleren langs lijnen die vergelijkbaar zijn met de beginselen van het EU-nabuursc
...[+++]hapsbeleid (d.w.z. „meer voor meer”);