5. rappelle que les ressources communautaires affectées
au financement des projets de transport transeuropéens restent limitées et que la valeur ajoutée du
programme RTE-T ne pourra être c
oncrétisée que si l'ensemble du réseau est réalisé; met l'accent sur le financement des infrastructures (en particulier là où les prob
lèmes de congestion sont notables), les tronçons
...[+++]transfrontaliers et les plaques tournantes; considère que, s'agissant des investissements prioritaires, les progrès sont plus lents que prévu; souligne que les grands projets RTE-T – supervisés par les coordinateurs – doivent être sélectionnés en fonction de la faisabilité financière et, en particulier, de la volonté des États membres et des régions concerné(e)s sur ce plan, ainsi que de la faisabilité opérationnelle et de l'état d'avancement de la planification technique, afin d'assurer que les déclarations d'intention se traduisent dans les programmes d'investissement à incorporer au budget des États membres; considère que ces projets devraient apporter une plus-value paneuropéenne en mettant en place un réseau transeuropéen interconnecté et interopérable plutôt que de créer un ensemble disparate de réseaux nationaux; 5. merkt op dat de communautaire middelen voor het financieren van tra
ns-Europese vervoersprojecten beperkt blijven, en dat de toegevoegde waarde van het TEN-V
-programma derhalve niet kan worden gerealiseerd tenzij het volledige netwerk wordt voltooid; wijst met nadruk op het belang van de financiering van infrastructuur
projecten (met name daar waar er significante congestieproblemen bestaan), grensoverschrijdende projectgedeelten
...[+++] en vervoershubs; is van mening dat er bij prioritaire investeringsprojecten minder vooruitgang wordt geboekt dan was verwacht; beklemtoont dat de voornaamste TEN-V-projecten - die onder het toezicht staan van de daarvoor bevoegde coördinatoren - moeten worden geselecteerd op hun financiële haalbaarheid en met name op basis van de financiële tegemoetkomendheid van de betrokken lidstaten en hun regio's, en voorts in overeenstemming met hun technische haalbaarheid op grond van de vooruitgang die bij de technische planning ervan is gemaakt, ten einde te waarborgen dat de intentieverklaringen concreet in de investeringsplannen worden verwerkt welke in de begrotingen van de lidstaten dienen te worden opgenomen; is van mening dat deze projecten dan wel een duidelijk aantoonbare "pan-Europese meerwaarde" moeten opleveren voor de verwezenlijking van een waarachtig op integratie en interoperabiliteit gebaseerd trans-Europees vervoersnetwerk, om te voorkomen dat er een lappendeken van nationale netwerken ontstaat;