4. Dans un délai de sept jours suivant la soumission visée au paragraphe 3, tout État membre dont la monnaie est l’euro peut, dans un avis motivé adressé au Conseil et à la Commission, émettre une objection au projet de dessin proposé par l’État membre émetteur, si ce projet de dessin est susceptible d’engendrer des réactions défavorables parmi ses citoyens.
4. Binnen zeven dagen na de in lid 3 genoemde voorlegging kan een lidstaat die de euro als munt heeft, in een aan de Raad en de Commissie gericht, met redenen omkleed advies bezwaar maken tegen het door de lidstaat van uitgifte voorgestelde voorontwerp indien dat voorontwerp onder zijn burgers waarschijnlijk negatieve reacties zal oproepen.