Lors de la justification du subside, après avoir déduit le montant total des montants forfaitaires tels que prévus à l'article 10, § 1, l'ONG apportera la preuve de son apport des 20 pourcent du coût du projet dont un minimum de 15 pour-cent aura été apporté au projet en espèces et un maximum de 5 pour-cent en prestations valorisées.
Bij de verantwoording van de subsidie, zal de NGO, na het totaalbedrag van de forfaitaire bedragen te hebben afgetrokken zoals voorzien in artikel 10, § 1, het bewijs voorleggen van haar bijdrage van 20 percent van de kost van het project. Daarvan zal minstens 15 percent bestaan uit bijdragen aan het project onder de vorm van contante bijdragen en maximaal 5 percent onder de vorm van gevaloriseerde prestaties.