1. Les mesures provisoires et conservatoires prévues par la loi d'un État membre à propos d'une marque nationale peuvent être demandées, à propos d'une marque de l'Union européenne ou d'une demande de marque de l'Union européenne, aux autorités judiciaires, y compris aux tribunaux des marques de l'Union européenne, de cet État, même si, en vertu du présent règlement, un tribunal des marques de l'Union européenne d'un autre État membre est compétent pour connaître du fond.
1. Aan de rechterlijke instanties, met inbegrip van de rechtbanken voor het Uniemerk, van een lidstaat kunnen voor een Uniemerk of aanvragen voor een Uniemerk dezelfde voorlopige en beschermende maatregelen worden gevraagd als het recht van die staat kent voor nationale merken, zelfs indien een rechtbank voor het Uniemerk van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.