La proposition organise la contradiction devant la Cour de cassation : les parties à la cause disposent d'un délai de trente jours pour déposer un mémoire et, d'après le rapport complémentaire de la commission de la Justice de la Chambre, les parties ne seraient pas tenues de faire appel à un avocat à la Cour de cassation (p. 6), alors que la proposition initiale prévoyait que la requête en interprétation devait être signée par un avocat à la Cour de cassation (voir supra , nº 1).
Het voorstel organiseert de procedure op tegenspraak voor het Hof van Cassatie : de partijen in het geding beschikken over een termijn van dertig dagen om een memorie in te dienen, en volgens het aanvullend verslag van de Kamercommissie voor de Justitie zouden de partijen niet verplicht zijn een beroep te doen op een advocaat bij het Hof van Cassatie (blz. 6), daar waar het oorspronkelijke voorstel bepaalde dat het verzoek tot uitlegging ondertekend moest zijn door een advocaat bij het Hof van Cassatie (zie supra , nr. 1).