La modification légale proposée respecte donc à la lettre les obligations que l'article 23 de la Constitution impose au législateur, à savoir: « fixer les principes et les modalités d'une aide permettant aux intéressés de mener une vie conforme à la dignité humaine » (avis du Conseil d'État du 18 octobre 1995, do c. Chambre 364/1 — 95/96, p. 157).
Met de voorgestelde wetswijziging beantwoordt de wetgever derhalve op een actieve manier aan de verplichtingen die artikel 23 van de Grondwet haar oplegt : « de beginselen en de nadere regels vastleggen van een dienstverlening die de betrokkenen in staat stelt een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid » (advies van de Raad van State van 18 oktober 1995, K 364/1 — 95/96, blz. 157).