La Cour a constaté que les circulaires de la Commission bancaire et financière (CBF) applicables aux agents bancaires ne contenaient pas de garanties spécifiques à leur avantage et que, dès lors, la protection offerte par la loi du 13 avril 1995 aux agents commerciaux était inutile ou inappropriée pour les agents bancaires.
Het Hof stelde vast dat in de circulaires van de toenmalige Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) die van toepassing waren op de bankagenten, geen specifieke waarborgen in hun voordeel waren ingebouwd waardoor de bescherming die de wet van 13 april 1995 aan de handelsagenten verleende, overbodig of niet geschikt zou zijn voor de bankagenten.