Jules Lefranc, dans Choses et gens de chez nous (écrit autour de 1911), relate les coutumes du petit village de Sainte-Vaubourg au temps de ses ancêtres: «Le saloir se trouvait ordinairement à la cave [.] Les morceaux, préalablement préparés, étaient descendus un par un au saleur qui, avec soin, les disposait par couche, les saupoudrait de poivre et d’épices et les enrobait dans du sel gris.
Jules Lefranc beschrijft in „Choses et gens de chez nous” (geschreven rond 1911) de gebruiken van het dorpje Sainte Vaubourg ten tijde van zijn voorouders: „De pekelbak bevond zich gewoonlijk in de kelder, [....] De vooraf klaargemaakte stukken werden een voor een naar beneden gebracht naar een zouter die ze in lagen neerlegde, ze bestrooide met peper en kruiden en ze met keukenzout bedekte. [.] Anderhalve maand later haalde men het zout er weer af en [.] hing men de hammen en stukken spek op [.]”.