L'article 10, § 3, de la loi du 20 juillet 1971 instituant des prestations familiales garanties viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il soumet le bénéfice de l'allocation forfaitaire spéciale à la condition que la personne visée ait déjà bénéficié des prestations familiales garanties en faveur de l'enfant au cours de la période ayant immédiatement précédé le placement de celui-ci dans une institution.
Artikel 10, § 3, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de bijzondere forfaitaire bijslag afhankelijk maakt van de vereiste dat de beoogde persoon onmiddellijk voorafgaand aan de plaatsing van het kind in een instelling reeds de krachtens die wet gewaarborgde gezinsbijslag voor dat kind heeft genoten.