La présence d'un avocat durant l'audition d'une personne par les services de police, le procureur du Roi ou le juge d'instruction est justifiée par le législateur, à la lumière de la jurisprudence précitée de la Cour européenne des droits de l'homme, par la nécessité de protéger les droits de la défense de la personne auditionnée et, singulièrement, son droit à garder le silence, à ne pas être contrainte de s'auto-incriminer et à ne pas subir de pressions de la part de la personne procédant à l'audition en vue d'obtenir des aveux.
De aanwezigheid van een advocaat tijdens het verhoor van een persoon door de politiediensten, de procureur des Konings of de onderzoeksrechter wordt door de wetgever, in het licht van de voormelde rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verantwoord door de noodzaak om de rechten van de verdediging van de verhoorde te beschermen en in het bijzonder zijn recht om te zwijgen, om niet ertoe te worden verplicht zichzelf te beschuldigen en geen druk te ondergaan vanwege de persoon die verhoort teneinde bekentenissen te verkrijgen.