Une première proposition de loi prévoyait que la paternité établie sur la base de la présomption de paternité puisse être contestée « par tout intéressé », à l'instar de la contestation de la reconnaissance de paternité (Doc. parl., Chambre, 2003-2004, DOC 51-0597/001, p. 14, et Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 59).
Een eerste wetsvoorstel stelde voor het vaderschap, dat vaststaat op basis van de vaderschapsregel, te laten betwisten « door iedere belanghebbende », naar het voorbeeld van de betwisting van de vaderlijke erkenning (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0597/001, p. 14, en Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 59).