Afin d'interpréter cette loi, il a eu recours à une présomption légale selon laquelle les bénéficiaires d'une pension sont réputés être inaptes au travail à l'âge de 65 ans pour les hommes et 60 ans pour les femmes, ces chiffres représentant l'« âge de la retraite » (avis de la section de législation du Conseil d'Etat, Doc. parl., Chambre, 1995-1996, n° 449/1, p. 11).
Met het oog op de interpretatie van die wet, heeft hij zich op een wettelijk vermoeden beroepen volgens hetwelk de pensioengerechtigden op de leeftijd van 65 jaar voor de mannen en 60 jaar voor de vrouwen geacht worden arbeidsongeschikt te zijn, waarbij die cijfers de « pensioenleeftijd » vertegenwoordigen (advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State, Gedr. St., Kamer, 1995-1996, nr. 449/1, p. 11).