L'adoption de l'article 8 de la loi-programme du 27 décembre 2004 avait pour but de remplacer une « présomption réfragable » par une « présomption irréfragable à charge pour [l'inspecteur du travail] de s'assurer du fait que le travailleur contrôlé n'était pas dans l'incapacité matérielle d'effectuer des prestations à temps plein » (Doc. parl., Chambre, 2004-2005, n° 1437/1, p. 23).
De aanneming van artikel 8 van de programmawet van 27 december 2004 had tot doel een « weerlegbaar vermoeden » te vervangen door een « onweerlegbaar vermoeden, waarbij [de arbeidsinspecteur] zich wel [dient] te vergewissen van het feit of de gecontroleerde werknemer niet in de materiële onmogelijkheid verkeerde om voltijdse arbeid te verrichten » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, nr. 1437/1, p. 23).