Art. 19. § 1. Lorsqu'un conseiller en prévention-médecin du travail d'un service interne pour la prévention et la protection au travail interrompt ses fonctions à l'occasion d'un congé, d'une maladie, d'un accident ou pour toute autre cause, et que, de ce fait, le département de surveillance médicale du service interne se trouve dans l'impossibilité de faire face à ses obligations, au point de ne plus pouvoir effectuer, dans les délais prévus, les pratiques de prévention prescrites par le présent arrêté, l'employeur doit désigner un remplaçant temporaire de ce médecin.
Art. 19. § 1. Wanneer een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk zijn functie onderbreekt om reden van verlof, ziekte, ongeval of om enige andere oorzaak, en wanneer daardoor het departement belast met het medisch toezicht van de interne dienst zijn verplichtingen onmogelijk kan nakomen, zodanig dat de in dit besluit opgelegde preventieve handelingen niet meer kunnen worden uitgevoerd binnen de voorziene termijnen, dient de werkgever een tijdelijke vervanger voor die geneesheer aan te stellen.