1. L’autorité compétente de l’État d’exécution reconnaît le jugement et, le cas échéant, la dé
cision de probation transmis conformément à l’article 5 et en application de la procédure prévue à l
’article 6 et prend sans délai toute mesure nécessaire à la surveillance de la mesure de probation ou peine de substitution, sauf si elle décide de faire valoir l’un des motifs de refus de la reconnaissance et
de la surveillance prévus à l’article 11. ...[+++]
1. De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat erkent het vonnis en, in voorkomend geval, de proeftijdbeslissing die overeenkomstig artikel 5 en volgens de procedure van artikel 6 zijn toegezonden, en neemt onverwijld de voor het toezicht op de proeftijdvoorwaarden en/of de alternatieve straffen vereiste maatregelen, tenzij zij besluit zich te beroepen op een van de in artikel 11 genoemde gronden tot weigering van erkenning en toezicht.