Lorsque les pouvoirs publics et/ou les associations d'institutions de prêt font usage de cette faculté, ils payent à la société de gestion soit le montant visé à l'article 4, § 1, 2°, soit le montant total de la rémunération pour prêt public visé à l'article 4, § 1, 1° et 2°, dus pour l'ensemble de ces institutions de prêt.
Wanneer de publieke overheden en/of de verenigingen van uitleeninstellingen gebruik maken van deze mogelijkheid, betalen zij aan de beheersvennootschap, hetzij het bedrag, bepaald in artikel 4, § 1, 2°, hetzij het totale bedrag van de vergoeding voor openbare uitlening bepaald in artikel 4, § 1, 1° en 2°, verschuldigd voor het geheel van die uitleeninstellingen.