Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 2 septembre 2015 en cause du procureur du Roi et autres contre M.S. et autres, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 1 octobre 2015, le Tribunal correctionnel de Liège, division Liège, a posé les questions préjudicielles suivantes : 1. « Les articles 2bis du titre préliminaire du Code de procédure pénale et 508/1 et 508/13 du Code judiciaire, en tant, pour le premier, qu'il oblige les cours et tribunaux à procéder à la désignation d'un mandataire ad hoc dès l'instant où une personne morale et la personne habilitée à la représenter sont poursuivies du chef de mêmes faits ou de faits connexes et, pour les suivants, en ce qu'ils ne garantissent
...[+++] pas à la personne morale poursuivie pénalement l'intervention de l'Etat dans la prise en charge des frais et des prestations de ce mandataire ad hoc chargé de la représenter en justice dans le cadre de l'action publique diligentée contre elle, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution lus en combinaison avec l'article 6, § 3c, de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales dès lors que, en cas de difficultés financières ou d'insolvabilité de la personne morale poursuivie, le mandataire ad hoc désigné par le tribunal afin de la représenter ne bénéficie d'aucun mécanisme légal lui garantissant une intervention de l'Etat dans la prise en charge de ses frais et de ses prestations ?Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 2 september 2015 in zake de procureur des Konings en anderen tegen M.S. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 oktober 2015, heeft de Correctionele Rechtbank te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 2bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering en 508/1 en 508/13 van het Gerechtelijk Wetboek, in zoverre, wat het eerstgenoemde artikel betreft, het de hoven en rechtbanken verplicht om over te gaan tot de aanwijzing van een lasthebber ad hoc vanaf het ogenblik dat een rechtspersoon en degene di
e bevoegd is om hem ...[+++]te vertegenwoordigen worden vervolgd wegens dezelfde of samenhangende feiten en, wat de volgende artikelen betreft, in zoverre zij een strafrechtelijk vervolgde rechtspersoon niet waarborgen dat de Staat tegemoetkomt in de tenlasteneming van de kosten en prestaties van die lasthebber ad hoc die ermee belast is hem in rechte te vertegenwoordigen in het kader van de tegen hem ingestelde strafvordering, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.3, c), van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien, in geval van financiële problemen of insolventie van de vervolgde rechtspersoon, de lasthebber ad hoc die door de rechtbank is aangewezen om hem te vertegenwoordigen, geen enkel wettelijk mechanisme geniet dat hem een tegemoetkoming van de Staat in de tenlasteneming van zijn kosten en prestaties waarborgt ?