(1) La présente directive a pour objet de renforcer le droit à un procès équitable dans le cadre des procédures pénales, en définissant des règles minimales concernant certains aspects de la présomption d'innocence et le droit d'assister à son procès, et de garantir que les suspects et les personnes poursuivies dans des procédures pénales dans les États membres bénéficient, dans l'ensemble de l'Union, d'un niveau commun élevé de protection dans le respect plein et entier des garanties procédurales, sans préjudice des normes de protection plus élevées pouvant être utilisés dans un État membre donné.
(1) Deze richtlijn heeft als doel het recht op een eerlijk proces in strafzaken te verbeteren door minimumvoorschriften vast te stellen over bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en het recht om bij het proces aanwezig te zijn, en te waarborgen dat verdachten en aangeklaagden in de gehele Unie een gemeenschappelijk en voldoende hoog niveau van bescherming met de bijbehorende procedurele waarborgen genieten, behoudens hogere beschermingsnormen die wellicht in een bepaalde lidstaat worden gehanteerd.