(13 bis) Les États membres devraient veiller à ce que la personne concernée soit informée que ses données à caractère personnel pourraient être ou sont collectées, traitées ou transmises à un autre État membre, à un pays tiers ou à une entité privée, à des fins de prévention et de détection des infractions pénales, d'enquêtes et de poursuites en la matière, ou d'exécution de sanctions pénales.
(13 bis) De lidstaten moeten erop toezien dat de betrokkene op de hoogte wordt gebracht van het feit dat de persoonsgegevens kunnen worden of worden verzameld, verwerkt of verstrekt aan een andere lidstaat, aan een derde land, of aan een particuliere instantie met het oog op de preventie , het onderzoek, de opsporing en de vervolging ter zake van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen.