Dès lors qu'elle permet que le délai imparti à la femme qui revendique la comaternité commence à courir avant qu'elle ait pu savoir qu'une reconnaissance a eu lieu, la disposition en cause n'est pas compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non avec les articles 8 et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme.
Omdat de in het geding zijnde bepaling toelaat dat de termijn opgelegd aan de vrouw die het meemoederschap opeist, aanvangt vooraleer zij kennis heeft kunnen nemen van het feit dat een erkenning heeft plaatsgevonden, is zij niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.