1. La preuve de la nationalité visée à l’article 2, paragraphe 1, et à l’article 4, paragraphe 1, peut être fournie, en particulier, au moyen des documents énumérés à l’annexe 1 du présent accord, même si leur période de validité a expiré depuis six mois au maximum.
1. Het bewijs van de nationaliteit in de zin van artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 1 vermelde documenten, ook indien de geldigheidsduur ervan is verstreken, mits dit niet langer dan zes maanden is.