La première question préjudicielle concerne les sociétés qui perçoivent des intérêts d'origine étrangère donnant droit à l'imputation de la QFIE; les sociétés de la première catégorie ne présentent aucune base imposable ou présentent une base imposable négative pour la période imposable et perdraient, de ce fait, le bénéfice de la QFIE, ce qui générerait une double imposition, et les sociétés de la seconde catégorie présentent une base imposable positive pour la période imposable et pourraient, de ce fait, réduire à concurrence de la QFIE les impôts dont elles sont redevables, de sorte qu'une double imposition serait évitée.
De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op vennootschappen die buitenlandse intresten ontvangen die recht geven op de verrekening van het FGBB, waarbij de vennootschappen van de eerste categorie voor het belastbaar tijdperk geen of een negatieve belastbare basis hebben en zodoende het voordeel van het FGBB zouden verliezen waardoor een dubbele belasting zou ontstaan en de vennootschappen van de tweede categorie voor het belastbaar tijdperk een positieve belastbare basis hebben en zodoende hun verschuldigde belastingen zouden kunnen verminderen met het FGBB waardoor een dubbele belasting zou worden vermeden.