1. Les États membres prennent les mesures nécessaires pour que soient érigés en infractions terroristes les actes intentionnels suivants, tels qu’ils sont définis comme infractions par le droit national, qui, par leur nature ou leur contexte, peuvent porter gravement atteinte à un pays ou à une organisation internationale lorsqu’ils sont commis dans l’un des buts énumérés au paragraphe 2:
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende opzettelijke handelingen, die overeenkomstig het nationale recht als misdrijven zijn gekwalificeerd en die door de aard of context ervan een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden, worden aangemerkt als terroristische misdrijven indien zij worden gepleegd met een van de in lid 2 bedoelde oogmerken: