25. met fortement l'accent sur la nécessité d'attaquer de front le problème des discriminations à l'encontre des minorités religieuses dans le monde; rappelle que la liberté de pensée, de conscience et de religion, y compris la liberté de changer de religion ou de conviction ou d'y renoncer, est un droit de l'homme fondamental; regrette que de nombreuses personnes et communautés dans le monde soient privées de ce droit à l'instar de la communauté tibétaine;
25. legt er duidelijk de nadruk op dat nog steeds de noodzaak bestaat om het probleem van de discriminatie van religieuze minderheden in de gehele wereld aan te pakken; herhaalt dat vrijheid van gedachten, overtuiging en godsdienstvrijheid, met inbegrip van de vrijheid om van godsdienst of levensovertuiging te veranderen, een fundamenteel mensenrecht is; betreurt dat een groot aantal individuen en gemeenschappen in de gehele wereld geen gebruik kunnen maken van dit recht, waarbij de Tibetaanse gemeenschap als voorbeeld kan worden genoemd;