L'article 35quinquiesdecies de la loi du 26 mars 1971, modifié par le décret-programme du 6 juillet 1994, viole-t-il les principes d'égalité et de non-discrimination contenus aux articles 10 et 11 de la Constitution, éventuellement lus en combinaison avec l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec le principe général de droit relatif à l'indépendance et à l'impartialité du juge, en ce que, d'une part, pour ce qui concerne la redevance relative à la protection des eaux de surface contre la pollution, cet article assigne en première instance au redevable un juge qui, en la personne du fonctionnaire dirigeant adjoint de la Vlaamse Milieumaatschappij ', est en réalité un membre de la Vlaamse Milieumaatschappij ' et,
...[+++] dès lors, un organe du pouvoir public, qui est partie au procès, alors que dans d'autres matières concernant les droits politiques, le justiciable se voit assigner un juge qui, bien qu'il n'appartienne pas nécessairement à l'ordre judiciaire, n'est quand même pas un organe d'une des parties au procès; et en ce que, d'autre part, aucune disposition n'est davantage prévue qui permette la récusation du fonctionnaire dirigeant adjoint de la Vlaamse Milieumaatschappij ' ou qui organise une procédure de récusation, alors qu'une telle procédure peut être intentée contre tout autre juge de l'ordre judiciaire ou administratif qui intervient dans un litige concernant les droits subjectifs, nommément en application des articles 2, 828 et suivants du Code judiciaire ?Schendt artikel 35quinquiesdecies van de wet van 26 maart 1971, zoals gewijzigd bij het programmadecreet van 6 juli 1994, de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, neergelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met het algemeen rechtsbeginsel betreffende de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter doordat het, enerzijds, in eerste aanleg van de belastingplichtige inzake heffing ter bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging een rechter toewijst die, in de persoon van de adjunct-leidende ambtenaar van de Maatschappij, in werkelijkheid een lid van de Vlaamse Milieumaatschappij en bijgevolg een orga
...[+++]an van de openbare macht is, die partij is in het geding, terwijl aan de rechtzoekende in andere aangelegenheden betreffende politieke rechten een rechter wordt toegewezen die, hoewel hij niet noodzakelijkerwijze tot de rechterlijke orde behoort, toch geen orgaan is van een van de partijen in het geding; en doordat evenmin, anderzijds, bepalingen zijn voorzien die de mogelijkheid tot wraking van de adjunct-leidend ambtenaar van de Maatschappij voorzien, noch een wrakingsprocedure organiseren, terwijl tegen iedere andere rechter van de rechterlijke of administratieve orde die optreedt in een geschil betreffende de subjectieve rechten, een dergelijke procedure wel kan worden ingesteld, met name met toepassing van de artikelen 2 en 828 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek ?