La Cour est interrogée sur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, de la différence que font les articles 145, § 3, 2°, de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques et 442bis du Code pénal entre, d'une part, la personne qui utilise un moyen de télécommunication
s afin d'importuner quelqu'un et, d'autre part, celle qui harcèle quelqu'un en affectant gravement sa tranquillité, en ce que le comportement de la première personne est susceptible d'être sanctionné plus lourdement (à savoir par un emprisonnement d'un à quatre ans et
une amende de cinq cents ...[+++] à cinquante mille euros ou une de ces peines seulement) que celui de la seconde (à savoir par un emprisonnement de quinze jours à deux ans et une amende de cinquante à trois cents euros ou une de ces peines seulement).Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van het onderscheid dat de artikelen 145, § 3, 2°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en 442bis van het Strafwetboek maken tussen, enerzijds, de persoon die gebruik maakt van een telecommunicatiemid
del om iemand overlast te bezorgen en, anderzijds, diegene die iemand belaagt door diens rust ernstig te verstoren, in zoverre het gedrag van de eerstgenoemde persoon zwaarder kan worden bestraft (namelijk met een gevangenisstraf van één tot vier jaar en met een geldboete van vijfhonderd tot vijftigduizend euro of me
...[+++]t één van die straffen alleen) dan dat van de laatstgenoemde (namelijk met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met een geldboete van vijftig euro tot driehonderd euro of met een van die straffen alleen).