La seconde question préjudicielle porte sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution de l'article 513, § 1, du Code des sociétés, en ce qu'il établit une différence de traitement entre, d'une part, les actionnaires qui, agissant seuls ou de concert, détiennent 95 pour cent des titres conférant le droit de vote d'une société publique et qui sont en droit de lancer une offre publique de reprise et, d'autre part, les autres actionnaires minoritaires d'une même société qui ne peuvent exiger un tel rachat.
De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van artikel 513, § 1, van het Wetboek van vennootschappen, in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen, enerzijds, de aandeelhouders die, alleen of in onderling overleg handelend, 95 procent van de stemrechtverlenende effecten van een openbare vennootschap bezitten en gerechtigd zijn een openbaar uitkoopbod uit te brengen, en anderzijds, de andere minderheidsaandeelhouders van eenzelfde vennootschap die een dergelijke uitkoop niet kunnen eisen.