Par arrêt du 7 février 1995, la Cour d'appel de Liège a également refusé de poser la question préjudicielle estimant que, compte tenu de l'article 320 du Code civil « en admettant que la Cour d'arbitrage vienne à estimer que l'article 332 du Code civil viole les articles 10 et 11 de la Constitution, l'appelant ne serait cependant pas autorisé à reconnaître l'enfant si l'intimé a la possession d'état » et dès lors que la question était inutile à la solution du litige.
Bij arrest van 7 februari 1995 heeft het Hof van Beroep te Luik eveneens geweigerd de prejudiciële vraag te stellen omdat, gelet op artikel 320 van het Burgerlijk Wetboek en « in de veronderstelling dat het Arbitragehof zou oordelen dat artikel 332 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, eiser in hoger beroep het kind daarom nog niet zou mogen erkennen indien geïntimeerde het bezit van staat heeft », zodat de vraag geen nut zou hebben voor de oplossing van het geding.