2. « Les articles 26 et 34 de la loi du 27 juillet 1971 sur le financement et le contrôle des institutions universitaires ne sont-ils pas contraires aux articles 10, 11 et 24 de la Constitution en tant qu'ils interdiraient l'ajout à l'allocatio
n de fonctionnement auquel les universités li
bres ont droit, des dépenses qui leur sont imposées par l'article 41 de cette même loi afin d'assurer
aux membres de leur personnel administratif, technique et ouvrier un statut équivalent
...[+++], par exemple par l'octroi d'une pension équivalente à celle des membres du personnel administratif, technique et ouvrier des universités de l'Etat (actuellement des Communautés) et par l'octroi d'un régime équivalent d'assurance contre la maladie et l'invalidité, alors que le financement des pensions du personnel administratif, technique et ouvrier des universités des Communautés est entièrement à charge de l'Etat, alors que l'octroi d'un régime équivalent d'assurance contre la maladie et l'invalidité au PATO des universités libres entraîne une charge financière importante pour celles-ci que ne doivent pas supporter les universités des Communautés, et alors que la loi du 27 juillet 1971 a précisément pour objet d'assurer l'égalité de traitement entre les universités et les membres de leur personnel par le biais de l'allocation de fonctionnement et de son complément mis à charge des Communautés ?2. « Zijn de artikelen 26 en 3
4 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen strijdig met de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet, in zoverre zij de toevoeging zouden verbieden aan de werkingstoelage waarop de vrije universiteiten recht hebben, van de uitgaven die hun worden opgelegd bij artikel 41 van diezelfde wet, teneinde aan de leden van hun administratief, te
chnisch en arbeiderspersoneel een gelijkwaardig statuut te verzekeren, bijvoorbeeld door de toekenning van een pensioen
...[+++]dat gelijkwaardig is aan dat van de leden van het administratief, technisch en arbeiderspersoneel van de universiteiten van het Rijk (thans van de gemeenschappen) en door de toekenning van een gelijkwaardige regeling inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering, terwijl de financiering van de pensioenen van het administratief, technisch en arbeiderspersoneel van de universiteiten van de gemeenschappen volledig ten laste is van de Staat, terwijl de toekenning van een gelijkwaardige regeling inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering aan het administratief, technisch en arbeiderspersoneel van de vrije universiteiten voor laatstgenoemde een aanzienlijke financiële last teweegbrengt die de universiteiten van de gemeenschappen niet moeten dragen en terwijl de wet van 27 juli 1971 precies tot doel heeft om, via de werkingstoelage en de aanvulling ervan ten laste van de gemeenschappen, de gelijke behandeling van de universiteiten en de leden van hun personeel te verzekeren ?