L'article 318, § 3, alinéa 1, 2°, du Code civil crée, entre les personnes qui veulent introduire une action en contestation de paternité, une différence de traitement en ce que l'action peut être introduite lorsque le divorce a été prononcé sur la base des articles 229, 231 ou 232 du même Code, mais non lorsqu'il s'agit d'un divorce par consentement mutuel prononcé sur la base de l'article 233 de ce Code.
Artikel 318, § 3, eerste lid, 2°, van het Burgerlijk Wetboek roept tussen de personen die een vordering tot betwisting van vaderschap willen instellen, een verschil in behandeling in het leven, doordat de vordering kan worden ingesteld wanneer de echtscheiding is uitgesproken op basis van de artikelen 229, 231 en 232 van hetzelfde Wetboek, maar niet wanneer het gaat om een echtscheiding door onderlinge toestemming uitgesproken op basis van artikel 233 van dat Wetboek.