Par des décisions du 29 novembre 2000, l’examinateur de l’OHMI a rejeté les demandes d’enregistrement de marques présentées au motif que les marques concernées étaient dépourvues de caractère distinctif et que les preuves rapportées par Freixenet ne permettaient pas de conclure à l’existence d’un caractère distinctif desdites marques acquis par l’usage, au sens de l’article 7, paragraphe 3, du règlement nº 40/94.
Bij beslissingen van 29 november 2000 heeft de onderzoeker van het BHIM de ingediende verzoeken om inschrijving van de merken afgewezen op grond dat de betrokken merken onderscheidend vermogen misten en dat op basis van het door Freixenet overgelegde bewijs niet kon geconcludeerd dat de merken onderscheidend vermogen hadden verkregen door het gebruik ervan, in de zin van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94.