A titre principal, l'ONSS conteste la recevabilité de la question préjudicielle : d'une part, la Cour ne pourrait étendre son contrôle à l'article 41 de la loi-programme du 8 juin 2008, dès lors que cette disposition ne lui a pas été soumise par le juge a quo ; d'autre part, ni la question préjudicielle, ni les motifs de la décision de renvoi ne permet
traient d'établir quelles catégories de personnes doivent être comparées entre elles et il serait impossi
ble d'en déduire en quoi la disposition litigieuse violerait les articles 10 et
...[+++]11 de la Constitution.In hoofdorde betwist de RSZ de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag : enerzijds zou het Hof zijn toetsing niet kunnen uitbreiden tot artikel 41 van de programmawet van 8 juni 2008, aangezien die bepaling niet aan het Hof werd voorgelegd door de verwijzende rechter; anderzijds zouden noch de prejudiciële vraag, noch de motieven van de verwijzingsbeslissing het mogelijk maken te bepalen welke categorieën van personen met elkaar moeten worden vergeleken en zou het onmogelijk zijn daaruit af te leiden hoe de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zou schenden.