Si la disposition en cause prévoit deux délais distincts, l'article 30, § 1, précité contient quant à lui trois délais de prescription distincts : un délai ordinaire de trois ans, un délai raccourci de six mois si le paiement est uniquement la conséquence d'une erreur de l'organisme ou du service dont l'intéressé n'a pu se rendre compte et un délai prorogé de cinq ans en cas de fraude, de dol ou de manoeuvres frauduleuses de l'intéressé.
Terwijl de in het geding zijnde bepaling in twee onderscheiden termijnen voorziet, bevat het vermelde artikel 30, § 1, drie onderscheiden verjaringstermijnen : een gewone termijn van drie jaar, een verkorte termijn van zes maanden indien de betaling enkel het gevolg is van een vergissing van de instelling of de dienst, waarvan de betrokkene zich geen rekenschap kon geven, en een verlengde termijn van vijf jaar in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de betrokkene.