Art. 15. Dès que le réseau de radiodistribution ou de télédistribution cesse d'être exploité en matière d'émissions de radiodiffusion, le distributeur est tenu, quelle que soit la cause de cessation, de supprimer à ses frais toutes les installations du réseau, lignes et raccordements compris, en se conformant aux règlements de police des autorités compétentes, sauf si le réseau est exploité à d'autres fins.
Art. 15. Zodra het net voor distributie van radio- of televisieomroepuitzendingen niet meer geëxploiteerd wordt voor radio-omroepuitzendingen, is de kabelmaatschappij verplicht, ongeacht de reden van stopzetting, op haar kosten alle installaties van het net, met inbegrip van lijnen en aansluitingen, te verwijderen en zich daarbij aan de politiereglementen van de bevoegde overheden te houden, tenzij het netwerk voor andere doeleinden wordt geëxploiteerd.