14. souligne que les réductions des dépenses dans les services publics d'aide à l'enfance ont une incidence directe sur l'indépendance économique des femmes: en 2010, 28,3 % de l'inactivité des femmes et de leur participation au travail à temps partiel s'expliquait par le manque de services de garde, contre 27,9 % en 2009; observe qu'en 2010, le taux d'emploi des femmes ayant des jeunes enfants dans l'Union était 12,7 % inférieur à celui des femmes sans enfant, soit une hausse de 11,5 % par rapport à 2008;
14. benadrukt dat bezuinigingen op openbare diensten voor kinderopvang rechtstreeks van invloed zijn op de economische onafhankelijkheid van vrouwen – in 2010 was het gebrek aan kinderopvang de oorzaak van het feit dat 28,3% van de vrouwen niet werkte of in deeltijd werkte, terwijl dit in 2009 gold voor 27,9% van de vrouwen; onderstreept dat de arbeidsparticipatie van vrouwen met kleine kinderen in de EU in 2010 12,7% lager was dan van vrouwen zonder kinderen, en in 2008 11,5% lager;